28 maart 2021

Is dit de eerste keer dat je wordt opgeroepen?

Dit is het eerste blog dat ik schrijf in ruim een jaar. De reden: ik ben ziek. Zo ziek dat ik een nieuwe lever nodig heb. Ik sta op de transplantatielijst. Vorige week werd ik opgeroepen. Er was een donor.

Mijn wekker gaat. Het is half zeven. Tijd om de hond uit te laten, voordat de kinderen wakker worden. “Nee,” denk ik. “Het is zaterdag.” Als ik er nu al uitga, moet ik het vijf en een half uur uithouden tot het twaalf uur is. Dan worden ze opgehaald door opa en oma en kan ik weer naar bed. Uitrusten. Ik kies ervoor om te blijven liggen.

Wachten in het ziekenhuis…

Nog geen tien minuten later hoor ik ge-bonk-bonk-bonk op zolder. Jim staat naast mijn bed. “Mama, mama, mag ik laptop kijken in jouw bed?” “Nee lieverd, het is nog veels te vroeg, mama moet nog slapen.” “Dan ga ik mijn* telefoon pakken en terug in mijn bed, goed?” “Geweldig idee lieverd. Doe maar!”

Niet veel later hoor ik dat Antonie wakker is. Hij ligt lekker te spelen in zijn bed, maar ik kan hem niet eeuwig laten liggen natuurlijk. En Jim staat weer naast mijn bed. “Mama, ik wil toch liever met de laptop in jouw bed…” Duidelijk. Tijd om wakker te worden. Ik zet Netflix aan voor Jim, op mijn laptop. Ik koppel mijn sonde af en spoel hem door. Ik doe mijn pyjama/huispak aan met een paar rubber laarzen. Antonie zal nog even tien minuutjes moeten wachten. Eerst de hond eruit.

Ik ben al weer bijna thuis als mijn telefoon gaat. 07:37 op zaterdag. Dat is een gekke tijd om gebeld te worden. Ik pak mijn telefoon, er staat Anoniem op het scherm. Ik weet, dit is het waarschijnlijk.

“Goedemorgen, met dokter … van het LUMC. We hebben een donorlever voor je.”

Er volgt een uitleg dat het aanbod van de lever er mooi uitziet, en dat ze het geaccepteerd hebben voor me. Ik mag ‘rustig’ naar het ziekenhuis komen. Als ik er negen uur, half tien ben is het prima.

Anderhalf à twee uur vanaf nu, met 55 minuten reistijd. Zo heel rustig is dat niet dus, maar gelukkig ligt het plan klaar.

Ik stap mijn huis in, haal de hond van de lijn, en ik bel mijn ex, Rogier. Afspraak is dat hij meteen hierheen komt om de zorg voor de kinderen over te nemen. Hij neemt niet op, maar het is nog vroeg. Ik probeer zo nog wel een keer.

Dan maar eerst mijn broer, Jan. Hij brengt me naar het ziekenhuis. Zelf rijden terwijl je zo aanstaat van de spanning is waarschijnlijk niet zo’n goed idee.

Jan neemt wel meteen op. Ik vraag hoe het gaat. Hij slaapt net, vertelt hij. Zijn jongste heeft lopen spoken vannacht. Tandjes, waarschijnlijk. Ik vertel dat het ziekenhuis net belde, dat er een donor is. Of hij hier naartoe wil komen. Sorry. Hij woont hier vijf minuutjes rijden vandaan, dus hij kan rustig aandoen. Even douchen bijvoorbeeld.

Als ik ophang zie ik dat Rogier vier keer heeft teruggebeld. Gelukkig, hij is ook wakker. Ik vertel hem dat er een donor is, vraag of hij zijn werk wil afbellen en zo snel mogelijk hierheen komt. Hij woont een half uur rijden hiervandaan, dus hij zal wél een beetje op moeten schieten.

Nadat ik ophang maak ik in mijn hoofd een lijstje van wat er nu moet gebeuren.

  • Ik moet Jim vertellen dat mama zo weggaat.
  • Antonie moet uit bed.
  • Ik moet me aankleden.
  • Mijn tas is gepakt, maar mijn opladers, laptop en foto’s van de kinderen moeten er nog in.
  • En ik mag niks eten of drinken.
  • De buren zijn verkouden, en dat zou Covid kunnen zijn. Hen kan ik niet vragen te helpen.
  • Hopen dat Rogier op tijd hier kan zijn.
  • Douchen ga ik niet meer redden. (Jammer, dat is best nodig)

“Jim, superspannend, de dokter belde net… hij heeft misschien een nieuwe lever voor me. Dus ik moet nu snel naar het ziekenhuis!” “Oh yes! Dan krijg je weer net zo’n buik als de mijne!” Dat ging makkelijk. Ik had verwacht dat hij een beetje bang zou reageren. Gelukkig maar.

Terwijl ik Antonie uit bed haal en aankleed, tettert Jim vrolijk tegen me aan. Wat hij allemaal vertelt weet ik niet, ik geef op de automatische piloot antwoord.

“Jim, kun jij even met Antonie op zijn kamer spelen? Mama moet zich aankleden. Oom Jan komt zo om mee naar het ziekenhuis te gaan.” Ok, prima, zegt Jim uitgelaten. En in de vijf minuten die ik nodig heb om aan te kleden halen ze samen Antonies hele kamer overhoop.

Mijn broer staat voor de deur. Hij wordt met open armen ontvangen door de jongens.

“Oom Jan, oom jan, de dokter heeft gebeld. Mama krijgt een nieuwe lever!” Of iets dergelijks. Eerlijk gezegd heb ik sinds het telefoontje niet echt meer geluisterd naar wat Jim precies zegt.

Ik stop mijn laptop en opladers in mijn koffer en Jan brengt de koffer naar beneden.

“Mama, waarom haal je de laptop weg? Die was ik aan het kijken!” Ik leg snel uit aan Jim dat ik waarschijnlijk heel lang moet wachten in het ziekenhuis. En als ik mijn laptop niet mee heb ga ik me misschien vervelen… Jim lijkt het belangrijker te vinden dat hij zich misschien zal vervelen, maar goed, het is natuurlijk mijn laptop.

In de woonkamer zie ik de chaos die ik na vrijdagmiddag heb achtergelaten. Mijn gedachtegang was, waarom zou ik de speelgoed troep opruimen, morgen halen ze alles toch weer overhoop. Maar nu voel ik me toch een beetje schuldig dat ik dit verhaal zo aan Rogier overdraag…

Ook liggen er ineens overal houtsnippers. Blijkbaar het de hond een stok mee naar binnen gesmokkeld. Slim beestje, die had het meteen door dat ik aan de telefoon was en niet op haar lette.

Het is iets over acht, en Rogier is er nog niet. We kunnen alleen op hem wachten, natuurlijk. De kinderen zijn te jong om alleen te blijven. De buren kan ik niet vragen ivm Corona regels. Ze zijn verkouden.

Jim laat ons weten dat hij wel gewoon honger heeft. Dus ik maak ontbijt voor hem. Ook heeft hij een pak ice tea gevonden in de koelkast en eist een groot glas. Whatever. Ice tea for breakfast. Als dat je rustig houdt.

Rogier komt binnen, in de totale chaos. We wisselen snel wat informatie uit, dit moet er nog gebeuren met de kids, hond, spannend allemaal, we houden contact.

“Nou kinders, mama gaat! Mag ik nog een grote knuffel van jullie?”

Ineens landt het besef bij Jim dat mama weggaat, en misschien weken wegblijft. Hij zet het op een brullen. Ik ga met hem op de bank zitten, knuffelen, en probeer hem in twee minuten gerust te stellen. En dan moet ik weg.

De reis naar het ziekenhuis is rustig. We praten over koetjes en kalfjes, wat er gaat gebeuren, maken grapjes. Half gestresst, half opgelucht. Tegen half tien lopen we de afdeling op. Ik mag naar kamer 36. De verpleegkundige komt zo langs om te beginnen met alle onderzoeken die nodig zijn.

En vanaf dat moment is het enige wat we kunnen doen, wachten. We weten dat er een reële kans is dat de transplantatie niet doorgaat. Maar, of de transplantatie nou doorgaat of niet, in elk geval weten we dat het zou kunnen gebeuren.

Het is zaterdag 20 maart. Ik sta één jaar, drie maanden, twee weken en een dag op de wachtlijst voor levertransplantatie. Als je al zolang wacht voelt het alsof het nooit meer gaat gebeuren. Maar nu, ineens, blijkt: het kan wel degelijk.

“Is dit de eerste keer dat je wordt opgeroepen?” Het is één van de eerste dingen die de verpleegkundige vraagt. De komende uren wordt het me door nog drie mensen gevraagd. Een andere verpleegkundige, de chirurg, de MDL-arts. Ze vertellen wat er gaat gebeuren, telkens met een variant van ‘als het allemaal doorgaat’ erachter.

De chirurg en MDL-arts komen beiden langs om alles uit te leggen. Ik krijg uitgebreid bloedonderzoek, een hartfilmpje, een röntgenfoto van mijn borstkas. Ik krijg zelfs al de pre-op antibiotica. Mijn operatie staat gepland om 18:00, mits alles doorgaat. Rond drie uur komt de chirurg mijn kamer binnen om te vertellen of alles doorgaat:

“Ik ga het niet doen. Ik heb de lever bekeken, hij zag er niet goed genoeg uit. Het was op het randje, maar hij is net niet goed genoeg. Je hebt er niks aan als je eigenlijk alleen maar meer problemen krijg.”

Ik ben teleurgesteld, maar ik weet dat ze gelijk heeft. En aangezien ik honderd ga worden, moet mijn nieuwe lever een perfect exemplaar zijn.

Ik vraag of deze lever wel naar een andere patiënt kan. Om de één of andere reden voelt het belangrijk dat hij niet verloren gaat. Ze vertelt dat hij inderdaad op weg is naar een ander ziekenhuis, naar een andere patiënt. Dat voelt goed.

En wat ook goed voelt, is dat ik nu weet dat het tenminste kan gebeuren. Ik kan opgeroepen worden. Hopelijk gebeurt het binnen een paar weken weer. Nog even terug naar het wachten. Het altijd klaarstaan.

Maar nu eerst naar de McDonalds. Ik heb de hele dag nog niks gegeten. En ik heb knetterveel honger.

Meer verhalen over orgaandonatie? Kijk maandag naar ‘De 100’; 21:30 NPO1 op 29 maart.

* Mama’s oude telefoon, zonder SIM kaart.

Vorige post

1 reactie

  • Reageren Jorien 29 maart 2021

    ❤️
    Wow wat een heftig verhaal.
    Bij een volgende oproep-die vast heel snel gaat komen-mag je de jongens altijd hier droppen. Hier is een trampoline en heel veel lego en twee grappige kleine meisjes.
    Volgens mij woon ik om de hoek. 2025AK
    Dikke Hug, Jorien

  • Laat een reactie achter

    CommentLuv badge